Direct naar artikelinhoud

C-factor: thema rechtlijnigheid

Calvinisten staan bekend als digitale denkers: iets is waar of niet waar. Het perspectief is zwart-wit, zonder veel ruimte voor grijstinten. Iemand wordt calvinistisch genoemd als zijn of haar positie in een debat uitgesproken is, als men weinig ruimte biedt voor compromissen. Een ware calvinist zou geen uitzonderingen toelaten en heeft geen begrip voor halfslachtige oordelen of gedogen. In de categorie rechtlijnigheid van de test moet duidelijk worden of dit wel klopt. Vraag 2 ‘Voor elk dilemma bestaat uiteindelijk maar een juiste oplossing’ laat al direct een ander beeld zien. Slechts 15 procent van de respondenten is het namelijk eens met de stelling. Verreweg de meesten menen dus dat er nuances zijn bij dilemma’s, dat er meerdere oplossingen mogelijk zijn. Water in de wijn doen blijkt gemeengoed, de wereld is minder zwart-wit dan verondersteld. Dat de calvinistische rechtlijnigheid enigszins onder druk staat, blijkt ook uit de antwoorden op vraag 10 ‘Het maken van uitzonderingen op regels verzwakt de regels’. Op deze vraag antwoordt bijna de helft (49 procent) ‘eens’ én de andere helft (51 procent) ‘oneens’. Een ware calvinist wordt geacht principieel te zijn en daarom niet van gedogen te houden. Toch is een meerderheid voorstander van pragmatischer denken en biedt ruimte voor de uitzonderingen op regels. Dit beeld wordt nog eens versterkt als we kijken naar de scores op de vragen 17 ‘Ik gebruik weleens een leugentje om bestwil’ en 20 ‘Burgerlijke ongehoorzaamheid is altijd verwerpelijk’. Met deze beide stellingen is namelijk ongeveer driekwart van de invullers het eens. Het typisch calvinistische rechtlijnige denken komt hier ook niet naar voren. Overigens kent het calvinistische denken wel een hiërarchie in geboden. Het gebod eerlijk te zijn is daarin altijd ondergeschikt aan bijvoorbeeld gehoorzaamheid aan God, het nastreven van rechtvaardigheid of het vernietigen van de vijand (zeker als die vijand ook Gods vijand is). Dat werd zichtbaar in de Tweede Wereldoorlog, toen calvinistische gereformeerden zij aan zij met de communisten verzet pleegden tegen de toenmalige overheid, die zij toch geacht werden te eren, om het hogere doel – vernietiging van de vijand – te bereiken. Op burgerlijke ongehoorzaamheid stond een beloning. En leugentjes om bestwil, daar deed niemand moeilijk over. Nederland is calvinistisch, maar rigide vormen van rechtlijnigheid horen daar niet bij. Calvinisten kennen een hiërarchie in geboden, maar niet tussen mensen. Uit de antwoorden op stelling 16 ‘Alle mensen zijn gelijk’ blijkt dat democratie de Nederlanders in het bloed is gaan zitten. Meer dan driekwart van de respondenten is het namelijk met deze stelling eens. Inherent aan het calvinisme is absolute gehoorzaamheid aan God, een gehoorzaamheid die eventuele ongehoorzaamheid aan de overheid of opstand legitimeert. Niet voor niets zijn de Opstand tegen de Spanjaarden en de opkomst van het calvinistische protestantisme voor altijd met elkaar verweven geraakt. Tegelijk geldt dat voor de calvinist de ene mens niet meer of minder waard is dan de andere mens. Allen zijn schuldig tegenover God, en niemand kan zichzelf van die schuld bevrijden. Geen mens neemt daarin een bijzondere plaats in, geen priester, geen predikant, geen president. Men kan de primus inter pares (de eerste onder gelijken) zijn, maar daar houdt het ook echt mee op. Bekijk hier de scores van de afzonderlijke stellingen.

(\N)