Direct naar artikelinhoud
Die ene meldingEls Opdam – Rechercheur

‘Hij zei: ‘Wij dulden hier geen wijven’’

Politiemensen over die ene melding, wat er daarna gebeurde en hoe dat hun kijk op het vak ingrijpend heeft veranderd. Els Opdam (66) was de eerste vrouw bij de Amsterdamse recherche. ‘Het was een onaangenaam werkklimaat. Onmenselijk, eigenlijk.’

‘Hij zei: ‘Wij dulden hier geen wijven’’
Beeld Anne Stooker

‘Ik begon als 19-jarige vol idealen bij het politiebureau in Amsterdam-Noord. Daar heerste een warme sfeer. Ik werd hoofdagent en solliciteerde op m’n 24ste, samen met nog twee vrouwen, bij het beruchte bureau Warmoesstraat in het centrum. In de jaren tachtig werkten daar vierhonderd mannen en geen enkele vrouw.

‘Op mijn eerste dag hadden ze drie lockers bij de verwarmingsketels in de kelder gezet, omdat er geen kleedruimte voor vrouwen was. Destijds droegen vrouwen nog een rok, panty’s en schoenen met hakken waarop je niet kon rennen – verschrikkelijk. De mannen hadden een 9 mm pistool, wij kregen een 7.65 mm-ding met zo’n kleine loop waarmee je amper kon richten.

‘Toen ik boven kwam, verstrekte de groepsbrigadier opdrachten en deelde hij de groep in koppels in: jullie surveilleren op de Zeedijk, jullie gaan naar het havengebied, enzovoort. Toen ik werd ingedeeld met een collega, lachten de andere mannen hem uit. Ik negeerde dat, liep naar hem toe en stelde me voor, maar hij weigerde me een hand te geven.

‘Buiten zei hij: ‘Wij dulden hier geen wijven. Als we porno willen kijken, kijken we porno, en als we willen ruften of vloeken, doen we dat. Als jou dat niet zint, ga je maar weg.’ Toen liep hij naar de wijk die ons was toebedeeld. Ik was hoofdagent hè, en hij gewoon agent. Ik dacht: stik maar, en liep de andere kant op.

‘Tijdens een nachtdienst was ik arrestantenwacht. Als een arrestant op een knopje drukte, moest ik erheen om bijvoorbeeld water te geven of hem te begeleiden naar de wc. Toen ik na een belletje weer naar de ingeslotenen liep, duwden de pestkoppen van mijn team me naar binnen. Zat ik daar ingesloten tussen dertig dronken mannen. Pas na een uur lieten ze me eruit. Ik kreeg een heel dikke huid.

‘Op m’n 30ste kwam ik, als eerste vrouw, bij de recherche. Daar zaten de meesters, de knappe koppen, de grote ego’s. Ook daar werd ik getreiterd. Een collega die een mes in beslag had genomen, gooide dat zes keer vlak voor me in de grond, tot ik het niet meer trok. Ik pakte zijn stropdas, zo’n smal leren ding dat toen in de mode was en knipte die af.

‘Kwáád was hij. ‘Die heb ik geleend van mijn vrouw’, jammerde hij. Ik reed ’s avonds met een schuldgevoel naar zijn adres, verontschuldigde me bij zijn vrouw en legde uit waarom ik haar stropdasje had vernield. Mijn collega zat op de bank een frikandel te eten. ‘Thuis doe je toch ook niet zo stom?’, foeterde z’n vrouw. Ze nam het voor me op! Dat was voor het eerst.

‘Ik werd een vast koppel met Eddie, een Surinamer – ook een minderheid. Wij konden het uitstekend met elkaar vinden. De Zeedijk was in die tijd bezaaid met heroïneverslaafden. Overal lag kots en pis, het was een gore bende. Mijn mannelijke collega’s hadden geen respect voor die mensen en lieten dat duidelijk merken. Maar ik maakte geregeld een praatje, vroeg hoe het met ze ging en bouwde een band op. Ik kende alle prostituees en verslaafden, ik wist zelfs wie hiv hadden.

‘Door die vertrouwensband vertelden ze mij vaak wat er op straat gebeurde. Daardoor losten Eddie en ik veel meer zaken op dan de rest. Misschien waren ze gewoon jaloers.

‘Op een dag gooiden collega’s rotjes naar me. Ik was het zó zat dat ik naar huis ging. De volgende dag moest ik bij de inspecteur komen. Hij nam het niet voor me op.

‘Ik was niet de enige vrouw die het moeilijk had; de twee andere vrouwen die tegelijk met mij op de Warmoesstraat waren begonnen, trof ik weleens huilend in de kelder. Zij hielden het niet vol en gingen weg. Ik niet. Hoe moeilijker je het me maakt, hoe volhardender ik word. Ik laat me niet wegpesten door kleinzielige jongetjes.

‘Ik ben net drie maanden met pensioen. Dan ga je dingen minder bepantserd bekijken en laat je emoties meer toe. Nu denk ik: waarom vroeg nooit iemand in 47 jaar bij de politie: hoe gaat het met jou?

‘Ik werd vertrouwenspersoon. Al in het eerste jaar kreeg ik 112 meldingen van ongewenst gedrag. De korpsleiding trok zich dat aan en organiseerde een vrouwendag om onze positie te verbeteren. Die dag werd Joop van Riessen, destijds de baas van bureau Warmoesstraat, publiekelijk gevraagd waarom hij had gezegd dat zijn bureau niet geschikt was voor maandverband dragende collega’s. Hij schrok zich het rambam.

‘Het was geen aangenaam werkklimaat. Onmenselijk, eigenlijk. Pas later verbeterde het. Ik ging lezingen geven over de situatie van politievrouwen. Een mannelijke collega kwam na zo’n lezing naar me toe en zei: ‘Els, ik heb jou nooit zo bejegend, hè?’ Ik antwoordde: ‘Nee, dat klopt. Maar je hebt me ook nooit gesteund.’ Toen schoot hij vol. En ik nu ook.’