Winde.
Familie indeling
|
Cyprinidae |
Wetenschappelijke naam
|
Leuciscus idus |
Bijnaam
|
|
Buitenlandse namen
|
Ide
(GB)
Ide mélanote (Fr)
Aland, Nerfling (D) |
Afbeelding
klik voor grotere
afbeelding
|
|
Max. Lengte (M/F)
|
80
cm |
Max. Gewicht
|
4 kg |
Max.
Leeftijd
|
20
jaar |
Typische kenmerken
|
De
schubben zijn kleiner en talrijker dan bij de blankvoorn of
serpeling. (op de zijlijn)
Het lichaam van de winde is hoger dan van de andere
Leuciscussoorten.
Eindstandige bek die in verhouding redelijk klein is.
Het is een uitstekende zwemmer, heeft een grote actieradius en
kan, al springend zelfs kleine hindernissen (watervalletje)
overwinnen. |
Vindplaats
|
Het
is een typische riviervis die dikwijls in grote scholen leeft.
In ieder stromend water met zanderige bodem te vinden.
Verblijft ook graag op grens met de brakwaterzone.
Verdraagt gemakkelijk koud water en kan er zelfs goed in
groeien.
Gedeeltelijk beschermd, minimum maat 25cm. |
Uiterlijk
|
Rode
vinnen, vooral de holronde anaalvin.
Grijsbruine rug, zilveren flanken en een witte buik.
Er bestaan ook andere variëteiten zoals de goud- en
blauwwinde. |
Voortplanting
|
Maart tot mei, het water hoeft niet warmer dan +/- 5 °C te zijn.
Paait vanaf het 5de levensjaar en heeft dan een lengte van circa
30cm.
Trekt in het voorjaar stroomopwaarts om de relatief grote eitjes
te leggen in ondiepere waters, maar stroming is wel een absolute
noodzaak. Hij zou ook steeds naar diezelfde plaats terugkeren om
te paaien.
De geeloranje eitjes ( 100.000) worden afgezet op stenen of
een zanderige bodem. |
Voeding
|
Insecten, weekdiertjes, planten.
Grotere exemplaren eten wel eens klein visjes. |
top
terug naar vissoorten in
Vlaanderen